Polder Bloois – Het biologische uiengewas van Jan de Koeijer en compagnon Niels Heining, op het akkerland tussen Brouwershaven en Zonnemaire, doet het onverwacht goed dit jaar. En dat terwijl het voorjaar uitzonderlijk droog was. “Op het stuk waar we konden beregenen uit het zoetwaterbassin, staan drie keer zoveel planten als op het stuk waar dat niet kon,” vertelt Joop de Koeijer (1955), gepensioneerd akkerbouwer die nog altijd nauw betrokken is bij het bedrijf. “Dat is precies het verschil tussen gelukt en mislukt.”
“Ik kan het belang van zoet water niet beter illustreren dan op die manier,” zegt Joop in onze radio-uitzending van afgelopen vrijdag. “Ik heb al een aardige carrière achter de rug, maar het is nog nooit zo droog geweest. En volgens klimaatexperts is dit geen incident, maar de trend. Dat is echt om gedeprimeerd van te raken.”
“Schouwen-Duiveland is één van de weinige gebieden in Nederland zonder externe aanvoer van zoet rivierwater. We zijn omringd door zout water. Op sommige plekken dringt dat ook de polder binnen, daar kun je daar landbouwkundig niets mee.”
Joop vertelt waarom Schouwen-Duiveland een ‘zielig gebied’ is als het om zoet water gaat:
De Koeijer herinnert zich het droge jaar 2011 nog goed, een kantelpunt voor veel telers op het eiland. “Uienzaad is duur en kwetsbaar. Als het bij het kiemen niet regent, en er waait zo’n strakke, droge oostenwind, droogt de bovenlaag zó uit dat het zaadje geen vocht voelt en dus nooit begint. Dan mislukt je gewas.” Experts waarschuwden toen dat de uienteelt zonder zoetwatervoorziening binnen tien jaar zou verdwijnen. “We hoorden van jonge boeren die geen toekomst meer zagen op Schouwen-Duiveland. Dan moet je naar oplossingen zoeken, en gelukkig heeft de gemeente dat goed begrepen.”
Samen met de eilandelijke landbouworganisatie werd een project opgezet om te onderzoeken hoe de zoetwatervoorziening verbeterd kon worden, het inmiddels bekende Living Lab.


Niels laat zien wat zoetwateropslag kan betekenen: links het beregende gewas, rechts het stuk waar geen water kon komen.
De ontdekking: water zo zoet als kraanwater
Joop werd uitgenodigd om mee te doen aan een onderzoek naar zoetwater op het eiland, en hij staat nog altijd versteld als hij terugdenkt aan de uitkomsten. “Dicht tegen de Grevelingen, op een plek waar vroeger een dijkdoorbraak is geweest, sijpelt via de zandige ondergrond 24 uur per dag zout water de polder in. Volg je daar de sloot, dan vind je overal zout tot brak water. Althans, dat dachten we.”
Iedere deelnemer kreeg een eenvoudig meetinstrument mee om het zoutgehalte in de sloten te meten. Wat volgde, was een onverwachte ontdekking. “Zeewater heeft een zoutgehalte van zo’n 25. Het water in de sloot bij ons vooraan, dat indirect uit de Grevelingen komt, zit rond de 20. Maar toen ik een eindje verder de polder in liep en opnieuw mat, stond de meter ineens op 1. Zo zoet als kraanwater. Ik dacht: dat kan toch niet?”
Maar de metertjes logen niet. Wat volgde was een lang traject van meten, uitvinden en pionieren. “Na al die jaren als boer dacht ik dat het slootwater altijd brak was,” zegt Joop. “Maar er bleek ook zoet water te zijn, dat via de bodem werd vastgehouden. Dat was een enorme ontdekking. Een echte vondst.”
Pionieren met het stuwtjesplan
“Toen we dat eenmaal begrepen, was het eigenlijk zo logisch als wat,” zegt Joop. “Het zoete water komt uit een hoger gelegen deel van de polder. Regenwater zakt daar de bodem in, wordt via drainagebuizen naar de sloot geleid en stroomt dan door naar de sloot bij ons voor. Die is brak, maar tot dat punt is het water gewoon zoet. En als je dát weet, hoef je niet lang na te denken over wat je moet doen.”
Wat eerst een ongrijpbaar probleem leek — het tekort aan zoet water — werd ineens iets waar ze zelf invloed op konden uitoefenen. Niet met dure installaties, maar door slim gebruik te maken van de natuurlijke omstandigheden. “In de winter valt er gewoon gratis zoet water, zo’n 400 millimeter per hectare. Als je dat water beter vasthoudt, kun je enorm veel winnen voor de zoetwatervoorziening.”
Een belangrijk onderdeel van die aanpak is het plaatsen van stuwtjes in de sloten. Deze kleine dammetjes voorkomen dat het zoete water wegstroomt en zorgen ervoor dat het beschikbaar blijft in het landbouwgebied. “Toen we beseften dat dat mogelijk was, maakten we bewust de keuze om ons minst productieve land op te offeren voor de aanleg van een zoetwaterbassin.”
Dat bassin is 0,6 hectare groot en kan in totaal 28.000 kuub water opslaan — genoeg om zo’n 60 hectare land te beregenen. “Het ging om een laag en nat stuk waar toch nooit iets fatsoenlijk wilde groeien,” zegt Joop. “Nu bufferen we er water voor droge tijden. En dit voorjaar heeft dat voor de uien echt het verschil gemaakt.”
Niels Heining laat op de akker het verschil zien tussen het deel dat beregend is en een strook die geen water kreeg. Het contrast is overduidelijk. “Het is niet zo dat we zonder bassin helemaal geen gewas zouden hebben,” zegt hij, terwijl hij wijst naar het droge stuk. “Maar de opbrengst is dan zo laag dat je er qua kosten niet uitkomt. En dan heb je het gewoon over een mislukte oogst.”
Dankzij subsidies uit landelijke en Europese fondsen kon de investering in de zoetwaterberging worden gedaan. “Het is een duurzame investering,” besluit Joop. “Eentje die generaties lang mee kan.”
Joop vertelt waarom een betere samenwerking met het Waterschap belangrijk is
Foto’s: Elzelien de Jong, Presentatie INFO 23-5: Geert-Jan de Bruijne en Lilly van Mourik.